Oerwezens in musea pepijn  

Oermensen

De meest fascinerende fossielen die je in een museum kunt tegenkomen, zijn waarschijnlijk die van onze eigen voorouders: mensapen, aapmensen en vroege mensen.

Van aap tot aapmens

Bepaalde mensapen begonnen op een gegeven moment rechtop te lopen, toen hun oerwoudrijke habitat in Afrika veranderde in savanne. Dat rechtop lopen bood een paar voordelen: de apen konden beter voedsel en vijanden zien boven het hoge savannegras, en ze besteedden minder energie doordat ze maar twee ledematen hoefde te gebruiken voor de voortbeweging. Door deze verandering van hun houding kwamen bovendien de handen vrij om gereedschappen te gebruiken en voorwerpen mee te dragen. Mensapen zijn erg intelligente dieren, en in de loop van hun ontwikkeling tot de mens nam de inhoud van de schedel steeds verder toe. Maar dat duurde lang en ging met horten en stoten. De meeste vroege mensen bleven miljoenen jaren lang op hetzelfde niveau van ontwikkeling, om vervolgens uit te sterven. Er waren soorten met zware kaken die waarschijnlijk stugge grassen aten, en soorten die gespecialiseerd waren in de jacht op dieren.

Van aapmens tot mens

De aapmensen van het geslacht Australopithecus waren niet veel intelligenter dan een chimpansee, maar hadden al wel de rechtopstaande houding. De vroege soorten van het geslacht Homo waren groter, konden beter lopen en gebruikten gereedschappen en vuur. Pas in de allerlaatste fase van de ontwikkeling van de mens, met de soort Homo sapiens, werd complexe taal en iets wat we cultuur kunnen noemen gemeengoed. Zelfs de neanderthaler, een andere ondersoort van Homo sapiens (en dus niet onze voorouder!) miste waarschijnlijk deze eigenschappen grotendeels, wat hem noodlottig werd toen hij in conflict kwam met de moderne, hoger ontwikkelde mensensoort waartoe wijzelf behoren.

Overblijfselen van aapmensen

Mensen zijn pas ontstaan in de afgelopen paar miljoen jaar, wat in de lange geschiedenis van de aarde en het leven heel kort is. Ook zijn mensen niet bijzonder groot en waren hun populaties vrij klein. Dit zorgt er allemaal voor dat er maar weinig fossielen van onze mysterieuze voorouders in het museum te zien zijn. Van sommige soorten moeten we het zelfs doen met maar een halve schedel, een enkel dijbeen of wat losse tanden. Daardoor is de indeling van de stamboom van de mens verschillende keren opnieuw herzien. De interessantste botten zijn de schedel (waaruit iets over de intelligentie kan worden afgelezen) en de heupen, die een indicatie geven hoe ver ontwikkeld de tweevoetigheid van een bepaalde mensensoort was.